Thomas MERTON, The Wisdom of the Desert. New Directions, New York, 1960
Nederlandse vertaling: Wijsheid uit de woestijn. Uitspraken van woestijnvaders uit de vierde eeuw. Haarlem/Averbode 1979
De vierde eeuw is een eeuw waarin er veel verandert voor het christendom. In 313 staat keizer Constantijn dit geloof voor het eerst toe in het Romeinse Rijk. Het betekent dat christenen, die in de eeuwen daarvóór met tussenpozen sterk werden vervolgd, nu hun geloof openlijk kunnen gaan belijden. Dit proces gaat echter niet zonder horten en stoten. In het midden van de eeuw vinden er toch weer vervolgingen plaats en veel niet-christenen verzetten zich tegen het
christendom. Op het einde van de eeuw wordt het echter de enig toegestane religie: het wordt een staatsgodsdienst. De keizers vinden
dat het christendom een samenbindende functie kan hebben voor de staat en ze gaan zich ook bemoeien met het geloof. Dat heeft natuurlijk grote gevolgen gehad voor de beleving van de religie.
In deze eeuw trekken mannen en vrouwen de woestijnen van Egypte, Palestina, Arabië en Syrië in om daar de eenzaamheid en stilte te zoeken. Merton schrijft in de inleiding van dit boek: “Die mensen geloofden dat je laten meedrijven op de golven – door passief de standpunten en waarden van de maatschappij die ze kenden, aan te nemen – enkel en alleen op een ramp kon uitlopen. Het feit dat de keizer nu een christen was en dat ‘de wereld’ het kruis was gaan beschouwen als een teken van wereldse macht, kon hen in hun besluit alleen maar versterken… Wat de ‘vaders’ vooral zochten, was hun eigen ware zelf – in Christus. En om dat te kunnen, moesten ze hun valse, uiterlijke zelf, gevormd onder de maatschappelijke druk in ‘de wereld’, volledig afwerpen… Niet dat ze, hoe dan ook, de dogmatische uitspraken van het christelijke geloof verwierpen; ze aanvaardden die en hielden er aan vast in de meest eenvoudige en meest elementaire vorm. Maar ze voelden er weinig voor – althans in het begin, toen hun wijsheid nog ongecompliceerd was – betrokken te raken in theologische disputen. Hun vlucht naar de dorre einders van de woestijn hield ook een weigeren in zich in te laten met bewijzen, definities en technische termen”.
Deze mannen en vrouwen die de woestijn opzochten waren dus op zoek naar verinnerlijking. Ze hielden zich bezig met eenvoudige handarbeid en voortdurend gebed. Verschillende van deze woestijnvaders en -moeders werden in die tijd al als heiligen beschouwd, zoals de heilige Antonius, en men trok naar hen toe om raad of om hun voorbeeld na te volgen. Hun uitspraken werden vaak opgetekend en zo zijn er honderden teksten – vele slechts enkele regels lang – voor het nageslacht bewaard gebleven. Thomas Merton heeft in dit boekje 150 van die uitspraken bij elkaar gebracht. Hij heeft teksten gekozen die hem aanspraken en zijn verzameling is dan ook vrij willekeurig, behalve dan dat hij alleen teksten van kluizenaars heeft genomen en niet van mensen die in een klooster leefden. Om een beetje de smaak te pakken te krijgen volgt hier tekst 35:
“Een van de broeders was door een andere beledigd en hij wilde wraak nemen. Hij kwam bij abt Sisois en vertelde hem wat er was gebeurd; hij zei: Ik ga het hem betaald zetten, vader. Maar de oude vroeg hem dringend de zaak aan God over te laten. Neen, zei de broeder, ik zal het niet opgeven vóór ik die vent heb laten boeten voor wat hij gezegd heeft. Toen kwam de oude overeind en begon aldus te bidden: God, wij hebben u niet langer nodig, en u hoeft niet meer voor ons te zorgen, want – zoals deze broeder zegt – wij kunnen en zùllen onszelf wel wreken. Toen hij dat hoorde, beloofde de broeder alle gedachte aan wraak op te zullen geven.”
De inleiding van dit boek – waar we boven uit citeerden – heeft overigens nogal wat voeten in de aarde gehad. Omdat Merton de teksten van de woestijnvaders enigszins als christelijke tegenhangers zag van korte zen-teksten, had hij zenmeester D.T. Suzuki gevraagd om een inleiding op het werk te schrijven. Deze had toegezegd, maar de generaal-overste Dom Gabriel Sortais vond dit een heel slecht idee en gaf er geen toestemming voor. Toen heeft Merton maar zelf een inleiding geschreven.
Zoals de titel aangeeft is in dit werk wijsheids-literatuur bijeen gebracht. Het is geen boek dat je achter elkaar uit leest. Veeleer is het iets dat je zo nu en dan oppakt om er enkele wijze, en vaak grappige, uitspraken uit te lezen en die tot je te laten doordringen. Met andere woorden het is uitstekende ‘nachtkastjeslectuur’: een hulpmiddel om voor het slapen gaan een gedachte mee te nemen en zo ‘de wereld’ achter je te laten.
Willy Eurlings