CÎTEAUX 17-19 MAART 1998
Een verslag door Dom Armand VEILLEUX
‘Synaxis’ is een een Grieks woord dat ‘ontmoeting’ betekent. Het werd al gebruikt in vroege monastieke teksten om de bijeenkomst aan te duiden van monniken voor de eucharistie en het gemeenschapsgebed of voor andere bijeenkomsten. Men vond het de gepaste term voor de samenkomst van cisterciënzermannen en vrouwen, die plaats vond in de abdij van Cîteaux van 17 tot 19 maart 1998, juist voor de viering van het negende eeuwfeest van de stichting van die abdij op 21 maart 1098.
Deze ‘cisterciënzer synaxis’ was een bijeenkomst van monniken en vrouwelijke religieuzen die behoren tot de verschillende takken van de cisterciënzerfamilie. Maar wat is die ‘cisterciënzerfamilie’ feitelijk? Om die vraag op een bevredigende wijze te beantwoorden dienen we de geschiedenis te raadplegen.
De regel van Benedictus had geen federatie van kloosters op het oog. Hij handelde slechts over het leven dat geleefd werd in de afzonderlijke kloosters, onder een regel en een abt. De monastieke hervorming die Benedictus van Aniane in het kader van de Karolingische kerkhervorming als eerste doorvoerde in het Westen, schiep een verhouding van afhankelijkheid tussen bepaalde kloosters. De grote hervorming van Cluny dreef dat experiment door tot in zijn uiterste consequenties door alle stichtingen van Cluny afhankelijk te maken van de stichtende abdij. Alle monniken van deze stichtingen deden hun professie ten overstaan van Cluny, zodat ook de abt van Cluny hun abt was. Met de ‘Carta Caritatis’ werd Cîteaux in zekere zin iets unieks: daardoor ontstond een structuur waarbij de autonomie van elk klooster behouden bleef, terwijl tegelijkertijd niet alleen een liefdesband tussen de huizen tot stand kwam, maar eveneens juridisch uitdrukking gegeven werd aan die gemeenschap (communio) door het invoeren van een afstammingsverband (de filiatie), de visitatie en het generaal-kapittel. Aldus werd Cîteaux de eerste monastieke ‘orde’ in de strikte zin van het woord.
Tegenwoordig behoren de kloosters die het cisterciënzerideaal beleven, tot verschillende ordes en congregaties. Dit is het gevolg van een hele historische evolutie. Er zijn ook enkele kloosters die niet tot een orde of congregatie behoren. Al vertegenwoordigen zij verschillende belevingsvormen van het cisterciënzercharisma, toch hebben deze gemeenschappen van vrouwen en mannen iets gemeenschappelijks. Als we een benaming willen zoeken om hen allen samen te benoemen, dan denken we dadelijk aan de term ‘cisterciënzerfamilie’.
Ook paus Johannes Paulus II richtte zijn brief ter gelegenheid van het negende eeuwfeest van de stichting van Cîteaux tot de ‘cisterciënzerfamilie’, zonder verder enige orde of congregatie te vermelden.
Op de synaxis in Cîteaux waren volgende groepen vertegenwoordigd: a) de zusters en broeders van verschillende congregaties van de ‘cisterciënzerorde’ (gewoonlijk genoemd de ‘orde van Cîteaux’ of ‘van de gewone observantie’), b) de ‘cisterciënzerorde van de strikte observantie’ (beter bekend als trappisten), c) ‘de orde van de cisterciënzer Bernardinnen van Esquermes’, d) ‘de cisterciënzercongregatie van de heilige Bernardus’ uit Spanje (ook genoemd ‘Las Huelgas’) en e) ‘de zusters Bernardinnen van Oudenaarde’. Er waren ook twee vrouwelijke leken aanwezig die groepen van leken die geassocieerd zijn met cisterciënzerkloosters vertegenwoordigden.
De samenkomst had geen officieel karakter, de leden hadden evenmin een mandaat om besluiten te nemen of hun orde of congregatie officieel te vertegenwoordigen. Het was de bedoeling elkaar te ontmoeten als broeders en zusters en elkaar beter te leren kennen. Reeds van bij de aanvang heerste er een goede sfeer. Het lawaai in de eetzaal, dat bij elke maaltijd leek toe te nemen, was een duidelijk teken van de levendigheid van de communicatie.
Aanvankelijk leerden we elkaar kennen bij informele contacten, maar daarna ook door enkele voorstellingen in plenaire vergadering en bij bezinningen in kleinere groepen. Dom Mauro Esteva, generaal-abt van de cisterciënzerorde, onderhield ons over de structuur van zijn orde, die bestaat uit congregaties elk met een eigen abt-president en een generaal-kapittel. Dom Bernardo Olivera, generaal-abt van de cisterciënzers van de strikte observantie, bracht enkele statistieken te berde om de evolutie van de orde tijdens de laatste decennia te illustreren. Daaruit bleek een constante aangroei van het aantal kloosters, niettegenstaande de duidelijke afname van het aantal monniken en monialen. Daaruit bleek ook duidelijk de geleidelijke omschakeling van een orde die tot voor enkele tientallen jaren nog bijna volkomen Europees en Frans was, naar een multinationale en multiculturele orde waarin gemeenschappen in Afrika, Zuid-Amerika en Azië steeds belangrijker worden. De beide generaal-abten spraken over de vorderingen die gemaakt werden sinds Vaticanum II wat het aandeel van vrouwelijke religieuzen in de centrale instituten van onze ordes betreft, speciaal dan bij de generaal-kapittels en in de andere juridische lichamen zoals de synode van de OC (de orde van de gewone observantie) of in de centrale commissie en de permanente raad van de OCSO (de orde van de strikte observantie).
Moeder Josephine Mary, de overste van de cisterciënzer Bernardinnen van Esquermes gaf een uiteenzetting over de historische evolutie van haar orde, die teruggaat op de abdij van Annay in 1196, en die haar eigen identiteit bewaard heeft doorheen de lotgevallen van de geschiedenis. Ze benadrukte het lijden uit het verleden en hun vreugde om de erkenning als authentieke leden van de cisterciënzerfamilie. Moeder Maria Jesus Fernandez beschreef de evolutie van de zusters van de cisterciënzercongregatie van Sint-Bernard, bestaande uit 12 kloosters, waarvan sommige – zoals Las Huelgas – stammen uit de 12de eeuw. Na een federatie gevormd te hebben in 1954, werden zij onlangs omgevormd tot een congregatie met een eigen generaal-kapittel en een abdis-presidente en door een decreet van de heilige stoel werden ze verbonden met de orde van de strikte observantie. Zuster Noëlla Ghijs legde ons uit wie de zusters Bernardinnen van Oudenaarde waren. Aan velen onder ons waren ze slechts bekend door de enkele bladzijden (in heel kleine druk) gewijd aan de adressen in de Elenchus Monasterium van de OCSO, tot ze tenslotte beter bekend werden voor sommigen door de grote vriendelijkheid en generositeit betoond door hun zusters van Rwanda aan onze zusters en monniken in Zaïre tijdens de tragische gebeurtenissen van twee jaar geleden.
Terwijl ze luisterden naar deze interventies – die simultaan vertaald werden in het Frans, Engels, Spaans en Duits – werd voor alle deelnemers duidelijk, niet alleen dat al deze uitgedrukte ervaringen legitieme en authentieke manifestaties waren van hetzelfde cisterciënzercharisma, maar ook dat de verscheidenheid zelf een grote rijkdom was.
De brief van de paus gericht tot de cisterciënzerfamilie moest verschijnen op 21 maart, maar daar hij reeds enkele dagen voor de synaxis in ons bezit was, hebben we deze brief voorgelezen tijdens de openingssessie. Het was een bemoedigende ervaring dit document samen te beluisteren. Daarna bezonnen we ons in kleine groepen, opgesplitst volgens de taal, en we herkenden onszelf in de spiritualiteit die daarin aan bod kwam. De verwijzingen naar de regel van Benedictus in deze brief – helemaal in de geest van de cisterciënzers – trof velen onder ons diep. Eén passage uit de brief klonk voor allen als een uitdaging en een zending:
Als we na negen eeuwen terugkijken naar de oorspronkelijke inspiratie die niet steeds vrij van dwalingen bleef, dan herkent de cisterciënzerfamilie zich vandaag in de stichtingsgenade van de eerste Vaders. Ze ontdekt ook de legitieme diversiteit van de traditie die een weldaad is voor allen en die de vitaliteit uitdrukt van het oorspronkelijk charisma. De kerk ziet daarin het werk van de Geest, die begon met dezelfde gave.
Bij deze viering van de stichting van Cîteaux, wil ik al de gemeenschappen die deel uitmaken van de cisterciënzerfamilie van harte aanmoedigen om samen op te gaan naar het tweede millenium, in een echte geest van gemeenschap, in wederzijds vertrouwen en in respect voor de tradities, overgeërfd uit de geschiedenis.
Ook vertegenwoordigers van de leken waren op de synaxis aanwezig. Mevrouw Jacqueline Rychlicki schetste een beeld van de ervaring van een groep leken die een gemeenschap hebben gevormd, nauw verbonden met de Holy Spirit abdij in Conyers, Georgia (V.S.), en die de grondbeginselen van de cisterciënzerspiritualiteit tracht te vertalen naar hun leven in de wereld. Ze sprak eveneens over andere groepen in de Verenigde Staten, die hetzelfde ideaal beleefden op verschillende wijzen. Mevrouw Denise Baudran beschreef eenzelfde ervaring, beleefd door een groep leken die behoorden tot de vereniging ‘La Grange de Saint Bernard’ in Clairvaux, waarvan een kleinere groep zich had aangesloten bij de abdij van Cîteaux. Mevrouw Veronica Onyedika Chidi Umegakwe, die geacht werd over te komen uit Nigeria om ons te spreken over gelijkaardige ervaringen, werd weerhouden in haar land door de zaligverklaring van Cyprian Michael Iwene Tansi op 22 maart. Het lag in haar bedoeling ons te spreken over de organisatie die genoemd wordt ‘Pater Tansi solidariteits- en gebedsbeweging’ (beter bekend onder de benaming ‘Vrienden van pater Tansi’) die ongeveer 50.000 leden telt. Bij belangrijke gebeurtenissen zoals bij deze zaligverklaring dragen zij een zwart en wit habijt, waardoor ze er uitzien als cisterciënzers. Zij zou ons ook gesproken hebben over een kleinere groep die tijdens de laatste jaren een bijzondere relatie onderhoudt met het klooster Awhum en die genoemd wordt ‘Pater Tansi’s leken-contemplatieven’.
Deze nieuwe beleving van het cisterciënzercharisma door leken in onze dagen was ook het voorwerp van de pauselijke bekommernis. Hij schreef inderdaad in zijn brief aan de cistercïenzerfamilie:
Ik moedig u ten zeerste aan om, rekening houdend met de omstandigheden, met voorzichtigheid en profetische zin te oordelen over de participatie van gelovige leken aan uw geestelijke familie, onder de vorm van ‘aangesloten leden’ of volgens de voorhanden zijnde noden in een bepaalde culturele context, onder de vorm van een tijdelijk delen in het gemeenschapsleven (Via consecrata, 56) en een ingesteldheid tot contemplatie, er op lettend dat aan de bijzondere identiteit van uw monastiek leven geen afbreuk gedaan wordt.
Reeds voor de synaxis werd het plan opgevat om zo mogelijk een document te ontwerpen dat zou uitgaan van de deelnemers aan deze samenkomst. Een ontwerp van een ‘Carta Unanimitatis in Diversitate’ werd ontworpen door een kleine voorbereidende commissie, die bestond uit leden van de verschillende ordes. De kloosters van de OCSO en enkele andere kloosters van de cisterciënzerfamilie hadden dit ontwerp bestudeerd en hun commenaren voorgelegd. Maar geleidelijk aan werd duidelijk, al van voor de synaxis trouwens, dat een poging om zulk document op te stellen tijdens de synaxis zelf een al te ambitieus plan bleek. De moeilijkheid was dat er voor een grondige studie van de tekst door de verschillende kloosters van alle takken van de cisterciënzerfamilie meer tijd nodig was. Tijdens de samenkomst zelf werd door de deelnemers dan een boodschap opgesteld, gericht aan de hele cisterciënzerfamilie. Deze werd door alle deelnemers goedgekeurd en ondertekend – niet uit hoofde van hun institutionele opdracht, maar louter in hun persoonlijke naam. Deze verklaring werd voorgelezen door de generaal-abt van de OC tijdens de mis op 21 maart.
Deze boodschap bevatte een uitnodiging, gericht aan de oversten om ‘een commissie aan te stellen met de opdracht het werk van de synaxis verder te zetten en om alles in het werk te stellen om de gemeenschap te bevorderen’. Laten we hopen dat zulke commissie later een meer officieel karakter zal krijgen vanuit de respectievelijke generaal-kapittels.
Nadat de deelnemers aan de synaxis op 20 maart de hogervermelde boodschap hadden goedgekeurd, gingen ze samen het klooster van Molesme bezoeken (nu een privaat eigendom) en ook dat van Clairvaux (dat nu dienst doet als gevangenis). De schrijver van dit verslag nam niet deel aan deze excursie en hij was ook niet aanwezig bij het grote feest op 21 maart in Cîteaux, omdat hij reeds op 20 maart naar Nigeria vloog om de orde (ocso) te vertegenwoordigen op de zaligverklaring van een van onze monniken, de zalige Michael Iwene Tansi. Op 21 maart woonde hij in Onitsha als één van de twee miljoen aanwezigen de mis bij, tijdens dewelke Johannes Paulus II de zaligverklaring uitsprak.
Na lezing van de pauselijke brief in Cîteaux, was het goed om bij de aanvang van de ceremonie de paus nog eens te horen spreken over de ‘cisterciënzerfamilie. De plechtigheid begon immers met deze woorden:
“In aansluiting op het verzoek van onze broeder, Albert Obiefuna, aartsbisschop van Onitsha en president van de katholieke bisschoppenconferentie van Nigeria, en van vele andere broeders in het episcopaat en van veel gelovigen van de cisterciënzerfamilie…”
Aan het einde van de synaxis in Cîteaux, waren alle deelnemers vol lof over deze eerste ontmoeting. Moge er een tweede komen, zo weerklonk aan alle kanten de wens tijdens deze samenkomst? Als dat nog zal gebeuren, in welke vorm zal het dan zijn? Eén ding is echter zeker: de cisterciënzerfamilie is een levende realiteit, en niettegenstaande de vergrijzing van veel communauteiten en het probleem van recrutering in sommige streken, leeft ze volop. Ook kan er geen twijfel over bestaan dat de eerste cisterciënzersynaxis een historische en beslissende stap was in ons streven tot toenadering. De geschiedschrijvers zullen waarschijnlijk verder hun verschillende interpretaties blijven geven over de gebeurtenissen uit het verleden. Canonisten zullen verder blijven discuteren over hun verschillende verklaringen in verband met toestanden uit het verleden en het heden. Maar historici en canonisten zullen weldra rekening dienen te houden met een nieuwe realiteit – die nu in feite reeds bestaat.
Rome, Pasen 1998