Hoe heerlijk is het om ‘s nachts in dit bos absoluut alleen te zijn, gekoesterd door die wonderlijke, ondoorgrondelijke en volmaakt onschuldige taal, het praatje dat de regen met zichzelf houdt… Niemand is ermee begonnen en niemand zal het doen ophouden. Deze regen blijft doorpraten zolang hij dat zelf wil. En zo lang hij spreekt, zal ik luisteren.
Raids on the Unspeakable Blz. 8