In mijn hart is die grote dorst de nietigheid te erkennen van alles wat niet God is. Mijn gebed is dus een soort lofprijzing die oprijst uit de kern van Niets en Stilte. Als ik me nog steeds bewust ben van ‘mezelf’, zie ik dat als een obstakel…. Wanneer Hij het wil, kan Hij dan het Niets omvormen tot volledige klaarheid. Wanneer hij dat niet wil, dan lijkt het Niets voor zichzelf een object te zijn en blijft het een obstakel. Dat is mijn gewone manier van bidden en mediteren. Het is niet ‘nadenken over’ iets, maar een direct zoeken naar het Gelaat van de Onzichtbare, dat je niet kunt ontdekken, behalve wanneer je jezelf verliest in Hem die onzichtbaar is.
Thomas Merton, brief aan Abdul Aziz in The Hidden Ground of Love 64