Deze eenzaamheid – een toevluchtsoord onder zijn vleugels, een plek
om mezelf te verbergen in zijn naam, en dus een heiligdom, waar de
genade van de doop een bewuste, levende, actieve realiteit blijft, niet alleen
geldig voor mij maar voor de hele kerk. Hier, geplant als een zaadje
in de kosmos, zal ik een Christuszaadje zijn en vrucht voortbrengen voor
anderen. Dood en verrijzenis in Christus.
De mens achter de monnik Blz.289