In mijn hart is die grote dorst de nietigheid te erkennen van alles wat niet God is. Mijn gebed is dus een soort lofprijzing die oprijst uit de kern van Niets en Stilte. Als ik me nog steeds bewust ben van ‘mezelf’, zie ik dat als een obstakel.
Hidden Ground of Love: Letters on Religious Experience and Social Concerns 1985, Blz.64