Dom Jean Leclercq over Thomas Merton

Jean Leclercq werd in 1911 geboren. Op 16-jarige leeftijd vroeg hij als lekenbroeder toegelaten te worden tot de benedictijnenabdij in Clervaux (Luxemburg), omdat hij meende dat het priesterschap niet tot zijn roeping behoorde. Maar na zijn militaire dienst als artillerist begon hij toch aan de studie voor het priesterschap. Hij werd in 1936 gewijd. Tussen zijn talrijke wetenschappelijke bijdragen over middeleeuwse spiritualiteit en monastieke geschiedenis vallen zijn volumineuze geschriften over Sint-Bernardus van Clairvaux, de vader van de cisterciënzers, op als zijnde de meest omvattende die ooit zijn opgesteld. Hij reisde zeer geregeld om het monastieke oecumenisme te bevorderen. Dom Leclercq overleed in 1993. Zijn getuigenis over Merton dateert van 1984.
Ik ontmoette Merton op een tamelijk eenvoudige manier. In de late jaren veertig schreef ik naar de bibliotheek van Gethsemani om enige informatie te bekomen over hun fraaie verzameling handschriften. De bibliothecaris heette mij welkom. Zijn naam was Father Louis. Ik vermoed dat hij in die tijd zowat alles deed. Zo begonnen wij een correspondentie.
In een van mijn eerste brieven nam ik de gelegenheid te baat om zijn The Sign of Jonas te bekritiseren, dat ik niet gelezen had maar waarvan ik wist dat het een dagboek was. Ik zei: “Een monnik moet nooit over zichzelf spreken.” En hij aanvaardde vriendelijk mijn toch tamelijk ruwe afwijzing maar zei: “Hoeveel zou ik er niet voor willen geven om het dagboek te bezitten van Bernardus van Clairvaux uit de twaalfde eeuw.” Op dat ogenblik was ik niet overtuigd, maar later was ik in een Afrikaans klooster en hoorde ik The Sign of Jonas voorlezen. Iedereen werd er niet alleen door gesticht, maar beleefde er ook genoegen aan en werd erdoor onderricht en geïnspireerd. Ja, hij deed waardevol werk, dacht ik bij mezelf, “ik ben te bekrompen geweest.” En onze correspondentie werd inderdaad steeds intenser en regelmatiger, en telkens wanneer ik naar Amerika kwam ging ik hem opzoeken.
Hoewel Merton over Bernardus’ leven wilde lezen acht eeuwen na de feiten, denk ik niet dat hijzelf schreef opdat mensen in de toekomst zouden weten hoe het monastieke leven er vandaag de dag uitzag. Hij dacht na over het heden. In de eerste plaats was hij een schrijver en hij had een zekere behoefte om te schrijven; waarover, dat speelde niet zo’n rol. Maar hij was ook een monnik en hij wist dat er zoveel vreemde opvattingen bestonden over het monastieke leven: dat het een vlucht was voor de hopeloosheid, of extreme strengheid en dat soort dingen. Daarom wilde hij reageren tegen de mythen en wilde hij de werkelijkheid laten zien zoals hijzelf die gevonden had. Hij was een heel gelukkig man.
In het monastieke leven zijn er twee aspecten. Er is het uiterlijke: wat je doet, waarom, op welk moment, met welke mensen, enzovoort. En observanties, werk, liturgie. Daarnaast is er het innerlijke: de spirituele ervaring. En dat is het waar het om gaat. Merton hechtte dan ook altijd minder belang aan de uiterlijke zaken. Hij concentreerde zich op de kern van het monastieke leven, dat wezenlijk gebed is: gemeenschap met God, het zoeken naar God. En het beste wat hij schreef, denk ik, waren de boeken en essays en artikels waarin hij daarover sprak. Niet zijn geschriften waarin hij zich bezighield met politieke of sociale kwesties. Ik denk aan twee van zijn boeken: Seeds of Contemplation, dat werd aangevuld door New Seeds of Contemplation; en een van de boeken die gepubliceerd werden na zijn dood: The Climate of Monastic Prayer. Die twee zijn klassiekers. In Seeds schreef hij over de theorie en toonde hij praktische voorbeelden van hoe je moet bidden, terwijl hij in Climate eerder aandacht schonk aan de omgeving, het belang van de stilte.
Hij is zeker de man die dat woord contemplatie opnieuw invoerde in onze woordenschat, maar het is een moeilijk woord omdat er geen definitie van contemplatie mogelijk is. Het schrikt een beetje af, omdat het in onze dagen een of ander zeker pad doorheen de verschillende fasen van het mystieke leven lijkt aan te duiden. Ik verkies te spreken over ‘contemplatief gebed’. En dat was het wat Merton altijd bepleitte. Hij preekte geen bepaalde staten van hoog mystiek leven, maar een vermogen, een gemak om in dialoog te zijn met God, of om gewoon in stilte te luisteren zonder te spreken, om te leven in aandacht voor God. Het is een kwestie van liefde, niet louter een psychologische activiteit.
Merton ervaarde dat eenvoudige, mysterieuze contact met God en hij schreef erover. Maar hij bereikte zoveel mensen die niet in kloosters leven omdat hij aan die mensen liet zien dat de realiteit van het gebed niet het monopolie is van een zeldzaam geworden soort die leeft in kloosters, in een soort romantische context en buiten de reële levensomstandigheden. Niet iedereen kan op die manier bidden. Er zijn voorwaarden die het contemplatieve gebed bevorderen, maar die zijn alleen een kwestie van klimaat, van uitwendige omgeving, van gebedstijden in de liturgie. Voor Merton was het doel van het gebed uiteindelijk het genieten van God. Niet als een persoonlijke genieting, genoegen, voldoening, maar om bij Hem te zijn. Of je nu spreekt of stil bent, bij Hem zijn.
Nu, dat is mysterieus, moeilijk om uit te leggen, maar je kan het oproepen als je het ervaren hebt. En dat is het waar de dichter Merton iets kan toe bijdragen. Een professor zou het contemplatieve gebed misschien kunnen uitleggen met klare begrippen, maar ik weet niet of hij iemand zou overtuigen. Maar de dichter kan dat oproepen met beelden en schoonheid, en dat was de enige reden waarom Merton zoveel werd en nog altijd wordt gelezen. Niet alleen omdat zijn boeken mooi geschreven zijn – elke professionele schrijver kan leren hoe je correcte en mooie kopij levert. Nee, hij had een stijl die zo eenvoudig, zo beeldrijk, zo dichterlijk was dat iedereen het kon verstaan. Iedereen kon zich in de stijl van Merton herkennen.
Ik herinner mij hoe ikzelf in het begin niet veel van hem las en ik in Europa zoveel mensen begon tegen te komen die het christelijk geloof of het monastieke leven aannamen na de lectuur van The Seven Storey Mountain of een van zijn andere boeken. “Hoe is dat gegaan ?” Het antwoord was dan: “Wel, ik las zijn boek en ik ontdekte dat dat mijn verhaal was. Zijn verhaal was mijn verhaal. Zo identificeerde ik me met hem en ging ik de hele weg met hem.”
Als je probeert om Merton een plaats te geven tussen de spirituele vaders van de Kerk en de spirituele auteurs, dan ontdek je dat hij zou thuishoren tussen de dichters, in het spoor van Bernardus, Johannes van het Kruis en Gregorius van Nyssa. Dat waren auteurs vol met beelden, omdat ze vol waren van de bijbel. Net zoals zij was Merton tegelijk uniek en traditioneel. Traditioneel betekent niet alleen herhalen. Traditioneel betekent de boodschap doorgeven, overdragen, en om dat doeltreffend te doen, moet je ze vernieuwen. Als je ze louter herhaalt, dan ben je een professor, je weet alles wat voordien gezegd is; maar dat brengt niets bij. Wat Merton dan ook deed, was de hele traditie in zich opnemen en ze dan opnieuw uitdrukken in zijn eigen stijl.
Wat mij in mijn langdurige correspondentie met Merton trof, was zijn voortdurende ijver om steeds meer te weten over het monastieke leven. Hij was geen geleerde, geen historicus; hij was expert in niets. En hij wist dat en hij wilde dat ook niet zijn. Hij wilde niet het spel spelen van de expert. Maar hij wilde altijd meer weten over nieuwe teksten, nieuwe publicaties, vroeg me om hem boeken en artikels te sturen en om hem te vertellen over mijn studiewerk. Ik heb mijn hele leven besteed aan het bestuderen van de monastieke geschiedenis en vandaar de traditie, maar in de levende betekenis, en dat beklemtoonde hij altijd. De levende traditie.
Hier was dus een man, heel modern en toch doorkneed in de traditie, die een traditioneel leven leidde. Het was voorspelbaar dat zulk een man – hoe moet je dat zeggen ? – ‘persoonlijke conflicten’ zou krijgen. Dom James Fox en Thomas Merton (Father Louis) waren beiden grote persoonlijkheden in Gethsemani. En juist daarom waren zij verschillend; anders zouden zij middelmatige mensen zijn geweest zonder problemen, die het op alle vlakken gewoon met elkaar eens waren. Neen. Dom James was voordien in de Navy, werd dan trappist en werd al heel gauw tot abt verkozen omdat hij erg intelligent was en kwaliteiten van geestelijke onderscheiding bezat. Maar hij was verantwoordelijk voor een soort bedrijf in een tijd waarin er vrij strikte regels golden, en hij moest dus de hele zaak draaiende houden zoals die al eeuwenlang had gedraaid; dat was zijn taak.
Merton nu was een vrij man en een zeer goede trappist. Hij trad met blijdschap in en hij slikte alles – in het begin. Na enkele jaren begon hij vragen te stellen: “Waarom dit, waarom dat ?” Niet om dingen kapot te maken, zelfs niet om kritiek te leveren, maar gewoon om te proberen het te rechtvaardigen.
Dom James was geen man die gevangen zat in het verleden; hij zat gevangen in het heden. En hoewel dat op het moment zelf moeilijk te zien is, was het instituut waartoe hij behoorde juist begonnen te evolueren. Het evolueerde erg langzaam en Merton wou dat het sneller evolueerde, niet zozeer op het niveau van de gebruiken of zelfs van de instellingen, maar op het vlak van de mentaliteit. Hij wilde misschien meer cultuur binnenbrengen, meer besef van andere culturen, andere religieuze tradities. Merton was geen expert, maar hij was een soort genie: hij had een groter vermogen om alles in zich op te nemen en om het op eenvoudige, verstaanbare wijzen weer door te geven.
Zo wilde hij wat nieuwe wind laten waaien. En het bewijs dat hij het verdiende om de doorgever te zijn van de trappistentraditie – ook al hadden die twee mannen hun conflicten – was dat hij door Dom James werd aangesteld tot novicemeester. Zo was hij dus ongeveer tien jaar lang belast met precies het doorgeven van de traditie.
Het was weliswaar niet gemakkelijk om de abt te zijn van Merton. En voor Merton was het niet gemakkelijk om de monnik te zijn van een grote en sterke persoonlijkheid als Fox. Het punt waarop er op een zeker ogenblik het grootste conflict bestond was – en dat is het tweede belangrijkste thema in onze correspondentie – zijn roeping tot eenzaamheid. Merton wilde een vorm van solitair leven vinden, maar binnen het instituut dat hij gekozen had, waarvan hij hield, waarin hij wilde blijven. Aanvankelijk was het dan ook duidelijk dat dat onmogelijk was: Fox zou dat niet toestaan. Merton droomde er dan ook van om elders te gaan, hetzij in Europa of in Mexico of in zijn eigen land. Maar dan, stap voor stap, begonnen zowel Dom James als Merton erover na te denken en ik kwam een beetje tussen omdat ik een en ander had geschreven over het kluizenaarsleven. Toen vonden zij de ideale oplossing in het bouwen van die mooie, kleine kluis op het domein en zo kon Merton iedere dag naar de communiteit komen. Hij kwam elke dag op het einde van de morgen voor de mis en voor het middagmaal; Dom James zei wel eens dat dat was omdat hij een afschuw had van koken en afwassen. Maar daarna kwam Merton ook elke zondagnamiddag en gaf hij een conferentie. Niemand wist ooit waarover die zou gaan: een oude monastieke auteur, een marxistische filosoof, een Japanse dichter, wat dan ook. Het was altijd een verrassing, en dat was Mertons bijdrage aan Gethsemani: zijn vermogen om alles in zich op te nemen en het door te geven.
Afgelopen winter, ter gelegenheid van de verhuis van het Generalaat van de trappisten in Rome van de ene plaats naar een andere, werden er ongeveer vijftig of meer brieven gevonden, brieven van Merton naar zijn generaal-abt, Dom Gabriel Sortais. En natuurlijk schreven zij niet om niks te zeggen. Er moet voor Merton een belangrijke kwestie zijn geweest om over te schrijven; vooreerst, veronderstel ik, de evolutie van het instituut; dan zijn eigen probleem, zijn eigen roeping. Daarom moeten we, vóór die gepubliceerd zijn, een zekere voorzichtigheid in acht nemen wanneer we uitspraken doen. Er werden ook een twintigtal brieven ontdekt, belangrijke, lange brieven, spirituele brieven aan een zuster in Engeland. Dat alles zal dus in zijn biografie moeten ingevoegd worden.
Nog kort iets over Bangkok en hoe Merton daar bij ons belandde. Het is een goddelijk mysterie hoe hij bij ons kwam en daar dan stierf. Monseigneur Jean Jadot was pas benoemd tot de eerste nuntius van Thailand en die regio en hij kwam mij opzoeken in Clervaux juist na zijn wijding. Wij wilden een bijeenkomst van onze groep, Aid to Implantation of Monasteries [Hulp bij de Inplanting van Kloosters] (AIM), en ik stelde Bangkok voor. Dan zei ik onmiddellijk: “Waarom nodigen we Thomas Merton niet uit om aan onze bijeenkomst enige brio te geven en om meteen ook zijn boodschap te brengen ?” Het idee werd aanvaard; er werd een uitnodiging gestuurd naar Gethsemani en Merton stemde toe. Hij zei dat het interessant zou zijn en tegen die tijd was Dom Flavian abt geworden zodat er een nieuwe weg openlag. En Merton was vrij om te reizen.
Toen we het programma opstelden, dacht ik dat het essentieel was dat er iets gezegd werd over het marxisme in Azië. We bevonden ons vlakbij Vietnam en Cambodja en bijgevolg stelde iedereen zich vragen over het monachisme in die context. Daarom vroeg ik hem daarover te spreken en hij antwoordde onmiddellijk: “Ja, ik ben dit jaar vertrouwd geraakt met Marcuse en zo ben ik klaar om de gelijkenissen en verschillen te zien. Weet je, die marxisten hebben ons iets te vertellen.” Hij vertelde in zijn brief dat “het doel van het monachisme niet het overleven is, maar de profetie”. En hij voegde daaraan toe: “Wij zijn allemaal bezig met ons vel te redden, dat lijkt onze hoogste prioriteit te zijn.” In elk geval, dat is hoe hij die conferentie voorbereidde, die ik overigens niet hoorde en niet las. Precies die ochtend waarop hij zijn lezing zou geven, ging ik naar buiten om mijn benen te strekken. Ik zag een pagode, ik ging er binnen en ik ontmoette een monnik die Engels sprak en die me uitnodigde bij hun enige dagelijkse maaltijd, een lange maaltijd. En daarna bezocht ik alles en woonde ik de inkleding bij van een jonge monnik. En toen ik terugkwam op het einde van de morgen voor de eucharistie, was de conferentie gedaan; ik was dus niet aanwezig bij die grote storm van applaus voor Thomas Merton.
Het laatste wat ik van hem hoorde was de dag ervoor toen ik belast was met het inleiden van al de deelnemers. Ik zei: “Ik veronderstel dat ik gevraagd ben om dit te doen omdat ik de AIM-clown ben.” En ik zei dus: “Ik heb mijn vriend Father Louis Merton uitgenodigd om mij te helpen, gezien mijn gebrekkig Engels.” En hij zei: “Wij zullen samen de clown spelen.” Dat waren de laatste woorden die ik van hem hoorde: “Dan zullen we samen de clown spelen.” De volgende dag gaf hij zijn lezing en op het einde zei hij: “Nu, ik verdwijn dan maar.” Dat was profetie.
Ik denk dat het zijn erfenis is geweest om de aandacht te vestigen op het belang van het gebed in het leven. Niet zozeer het gebed als een activiteit, als een verplichting, een bijzonder oefening, maar een leven van gebed [a prayer life]. Om een mens van gebed [a pray-er] te zijn. Iedereen overeenkomstig zijn situatie. En dat de monastieke structuur een heel gunstige, maar niet de enige voorwaarde daarvoor was. Merton toonde ook aan dat er geen nood was aan een scheiding of spanning tussen het leven in eenzaaamheid en het universeel zijn. Vaak zijn de mensen die het minst druk bezig zijn met iets specifieks des te meer vatbaar voor universele betrokkenheid. Merton was daarvan een perfect voorbeeld. Hoe meer alleen hij was, hoe meer zijn horizonten open waren. Zo denk ik dat Merton aantoonde dat ook gewone mensen een echt leven van gebed kunnen leiden en zich kunnen wijden aan universele kwesties op alle niveaus. Misschien zijn sommige van de standpunten die hij in zijn tijd innam niet relevant, maar het streven om in gebed te zijn in een leven van actie is een blijvende boodschap van Merton.
Vertaald door Luc Meeusen.