Dancing in the Water of Life

Thomas MERTON, Dancing in the Water of Life. The Journals of Thomas Merton Volume V, 1963-1965. Edited by Robert E. Daggy, Harper San Francisco, 1997, XVIII + 363 blz.
Dit vijfde deel van Mertons dagboeken vormde reeds de bouwstof voor A vow of conversation. Journals 1964-1965, een boek dat de auteur zelf nog samenstelde, maar dat pas in 1988 gepubliceerd werd.
Het belangrijkste moment in dit dagboek is voor Merton ongetwijfeld de lang verbeide dag (21 augustus 1965) waarop hij zich definitief als kluizenaar terugtrok op het domein van Gethsemani. De ondertitel die Bob Daggy het boek meegaf, Seeking peace in the hermitage, verduidelijkt wat de kluizenaar daar kwam zoeken. Bij de overgang naar dat nieuwe leven noteerde Merton als een ondeugende jongen terloops: “Als ik niet herhaaldelijk geprobeerd had hier weg te komen, dan zat ik hier nu niet!” Het kwam hem voor alsof zijn lang gekoesterde droom hem nu zomaar in de schoot gevallen was.
Toch blijft hij voor en ook na die vreugdevolle dag dezelfde man die voortdurend vragen bleef stellen, die niet kon nalaten over alles wat er gebeurde zijn mening te geven, die ook zichzelf telkens weer in vraag stelde, vooral dan in verband met zijn nooit aflatende schrijfdrang. “Wanneer zal ik toch eens leren leven zonder altijd maar meer voetsporen na te laten?”
Zijn maatschappelijke betrokkenheid blijft levendig. Hij bekijkt de wereld vanuit zijn abdij als door een groothoeklens en vraagt zich voortdurend af waarom zoveel mensen in verwarring leven en hoe het komt dat ze de zin van eenzaamheid en contemplatie niet begrijpen. Als ze God ‘in gedachten’ beminnen, dan menen ze al het andere te kunnen vergeten, lamenteert hij.
Het is niet verwonderlijk dat hij in zijn dagboeken meestal voor zichzelf schrijft: “Ik moet de waarheid onder ogen durven zien, dat de frustraties in mijn leven hier, zeker niet op rekening komen van het kloosterwezen als zodanig. Ze komen vooral voort uit de sociale betrokkenheid bij het economisch en cultureel levenspartroon van dit land. We zijn daar veel meer bij betrokken dan we wel denken. De uitspraken over mijn abt zijn daar ook het gevolg van. Deze laatste beroemt zich graag op zijn schranderheid als zakenman. Mijn belangstelling voor de intellectuele wereld stoort hem danig. Toch zijn mijn frustraties dezelfde als die van alle intellectuelen in deze samenleving” (blz. 50).
Met het steeds groeiend aantal publicaties van de geschriften van Thomas Merton neemt misschien ook wel het aantal vragen toe, die men als lezer bij deze man en zijn werk kan stellen. Hoe kwam deze trappist er in godsnaam toe zoveel te schrijven? Hoe en wanneer kon hij dat allemaal bolwerken? Voor wie schreef hij eigenlijk en waarom? Een afdoend antwoord op deze vragen zal er vooralsnog niet komen, maar tussen de regels van zijn veelvuldige bedenkingen door, vinden we soms wel aanwijzingen die iets laten doorschemeren van zijn diepste levensbetrachtingen.
Wellicht stellen wij als lezers hierbij ook heel wat vragen omtrent onszelf. Wat zoeken wij eigenlijk bij die man? Het antwoord op deze vraag is vermoedelijk niet anders dan het antwoord van de schrijvende trappist zelf. We zoeken elk op onze eigen manier hetzelfde wat hij ook zocht en waarvan hij zich terdege realiseerde dat hij het nooit zou vinden. Daarom heeft het ook niet veel zin deze man en zijn werk te bestuderen als een interessant historisch fenomeen. Actualiserend naar ons eigen leven toe, kunnen we proberen na te gaan hoe Merton ertoe kwam te leven zoals hij leefde. Al weten we dat het onmogelijk zal zijn het leven van een mens ooit echt te doorgronden. Het is en blijft immers een mysterie, en dat is vooralsnog het gemakkelijkste antwoord!
Met aandacht volgde Merton ook het verloop van het Vaticaans Concilie. Bij het slot daarvan gaf hij een kernachtige uitspraak ten beste die we de belangstellende lezer niet willen onthouden. “Angstig als men nu is om de veranderingen door het concilie bewerkstelligd, kan men na de dood van Johannes XXIII niet meer terug. Ik weet dat er krachten ontwaakt zijn binnen de Kerk die niet meer terug in slaap gewiegd kunnen worden.” Erg profetisch klonk zijn besluit: “The doors are shut now, they are shut upon the way back, not upon the way forward” (blz. 137).

Constant Broos