Thomas Mertons mening over zijn eigen boeken

Wat vond Thomas Merton van zijn eigen boeken?[1]

Willy Eurlings

Wat vond Merton zelf van de boeken die hij schreef? Op verschillende plaatsen heeft hij opmerkingen gemaakt over zijn boeken, vooral in zijn brieven. Daarin is hij over het algemeen zeer kritisch op zijn werk. Ook is hij zich ervan bewust dat zijn latere boeken nogal verschillen van zijn vroegste werken.

In een brief die hij op 17 juni 1968, een half jaar voor zijn dood, schreef aan zuster John Marie, deelt hij zijn schrijverscarrière in in drie periodes: 1938 – 1949, 1949 – 1960 en 1960 – 1968. De eerste periode, die loopt tot aan zijn priesterwijding, ziet hij als zeer ascetisch. In de tweede periode begint hij zich te oriënteren op de wereld en deze laat hij eindigen met verschijnen van Disputed Questions. De vruchten van deze opening naar de wereld worden pas echt zichtbaar in de derde periode. Dat deze       ontwikkeling hem door veel mensen niet in dank werd afgenomen realiseerde hij zich terdege. Hij zegt in die brief aan zuster John Marie:

“Ik heb een hoop critici, vooral onder katholieken. Gewoonlijk zijn dat mensen die een kant van mijn werk hebben gezien die hen niet bevalt….    Ik kan beter  opschieten met niet-katholieken, vooral de jongere generatie, studenten, hippies enz. Daarnaast is er altijd een grote groep mensen die veel lijken te halen uit de eerdere boeken tot aan Thoughts in Solitude en die nooit van de andere hebben gehoord. Dit zijn meestal mensen die geïnteresseerd zijn in het spirituele leven en die op veel gebied nogal conservatief zijn. Daardoor doet zich het vreemde feit voor dat er in grote lijnen twee Mertons bestaan: een ascetische, conservatieve, traditionele, monastieke en een andere die radicaal en onafhankelijk is en een beetje verwant aan beats, hippies en dichters in het algemeen…. Sommigen         respecteren me, anderen denken dat ik getikt ben, maar die mensen doorgronden me niet echt en dat is ook helemaal niet erg. Waar ik wel lijk te passen is in een omgeving als die van de Catholic Worker[2] en verder in literaire tijdschriften…. Terugkijkend op mijn werk zou ik willen dat ik een derde ervan niet had te geschreven – boeken die op de een of andere manier “populair” religieus waren of “inspirerend”. Maar ik sta nog steeds achter dingen als Seeds of Contemplation (in de verbeterde vorm van New Seeds).

Seven Storey Mountain is een beetje een fenomeen, niet heel slecht, niet heel goed en het is niet iets waarvan ik goed afstand zou kunnen nemen, zelfs als ik dat zou willen. Natuurlijk heb ik bedenkingen over dat boek, want toen was ik jong en ik ben veranderd…”[3]

Een jaar eerder, in 1967, maakte Merton een overzicht waarin hij eenendertig van zijn boeken in zeven categorieën indeelde (TMI blz.124-26). Er zijn twee versies van bekend, wat alleen voor Emblems of a Season of Fury uit 1963 een andere plek in de      rangorde oplevert. Op die lijst staan natuurlijk geen boeken die pas in 1968 of na zijn dood zijn verschenen. Daartoe horen enkele die hij zeker tot zijn betere gerekend zou hebben, bijvoorbeeld Zen and the Birds of Appetite; Faith and Violence; Contemplative Prayer en The Asian Journal.

De zeven categorieën waarin Merton zijn werk indeelt zijn: beste, beter, goed, redelijk, matig, slecht en afschuwelijk. We hebben zoveel mogelijk de Nederlandse vertalingen, voor zover die er zijn of waren, toegevoegd aan de lijst die hij toen opstelde.

In de hoogste categorie beste staat geen enkel boek.

Beter

Thirty Poems 1944

The Seven Storey Mountain 1948; Louteringsberg 1949 / 2001

Seeds of Contemplation 1949; Ter overweging, Utrecht-Antwerpen, 1952

The Tears of Blind Lions 1949

The Sign of Jonas 1953

The Silent Life 1957; Het stille leven, Brugge, 1958

Thoughts in Solitude 1958; Overdenkingen in eenzaamheid, Eindhoven, 2019

The Wisdom of the Desert 1960; Wijsheid uit de woestijn, Haarlem-Averbode, 1979

New Seeds of Contemplation 1961; Zaden van contemplatie, Budel 2015

Emblems of a Season of Fury 1963 (dit staat in het andere lijstje bij ‘redelijk’)

Seeds of Destruction 1967

The Way of Chuang Tzu 1965; De weg van Zhuangzi, Den Haag, 1991

Raids on the Unspeakable 1965

Conjectures of a Guilty Bystander 1966; Bespiegelingen van een schuldige toeschouwer, Eindhoven 2020

Goed

A Man in the Divided Sea 1946

No Man Is an Island 1955; Uw naaste als uzelf, Utrecht, 1956

The Strange Islands 1957

Disputed Questions 1960

The New Man 1961

Mystics and Zen Masters 1967

Redelijk

Figures for an Apocalypse 1948

The Waters of Siloe 1949; De wateren van Siloë, Utrecht-Brussel, 1950

The Ascent to Truth 1951; De berg der waarheid, Bussum, 1953

Bread in the Wilderness 1953; Brood in de woestijn, Tongerlo-Rotterdam, 1957

The Last of the Fathers: Saint Bernard of Clairvaux 1954

Life and Holiness 1963; Overpeinzingen van een Christen, Utrecht, 1965

Emblems of a Season of Fury 1963 (in Shannon, William. Thomas Merton, an Introduction p.123 staat dit bij ‘Better’)

Matig

Living Bread 1956; Levend brood, Brugge, 1957

Spiritual Direction and Meditation 1960

Seasons of Celebration 1964

Slecht

Exile Ends in Glory: The Life of a Trappistine, Mother M. Berchmans 1948; Van ballingschap tot overweging, Utrecht, 1950

Afschuwelijk

What are These Wounds? The Life of a Cistercian Mystic: Saint Lutgarde of Aywieres 1950; De roep der wonden, Bussum, 1952

Voor twee van zijn boeken uit de hoogste categorie had Merton een zwak: The Way of Chuang Tzu en Raids on the Unspeakable.

In de inleiding op The Way of Chuang Tzu zegt hij: “Bovendien wil ik er nog aan toevoegen dat ik dit boek, meer dan enig ander dat ik me kan herinneren, met grote vreugde heb samengesteld. Hierbij verklaar ik mezelf dan ook onvermurwbaar en onboetvaardig. Mijn kennismaking met Zhuangzi is zeer lonend geweest.”[4]

Raids on the Unspeakable neemt bij Merton een bijzondere plaats in, zozeer zelfs dat hij in de proloog daarvan zegt: “Raids”, ik denk dat ik van jou meer houd dan van de rest. In die proloog richt hij zich tot het boek en dat is zo bijzonder en grappig dat we hier met de eerste anderhalve bladzijde van die proloog willen afsluiten:

“Proloog. Advies van de schrijver aan zijn boek.

Wel Raids, je bent nu volwassen. Het is tijd om naar buiten te gaan en mensen te ontmoeten zoals de andere boeken dat ook hebben gedaan. Meestal hebben ze zichzelf heel behoorlijk gered. Voor het merendeel waren ze goed gemanierd, sommigen waren zelfs behoorlijk devoot. Maar jij hebt misschien speciaal advies nodig. Ik moet zeggen dat je hebt laten zien zelf een beetje bijzonder te zijn. Het is je dichterlijk temperament. Ik zou je nauwelijks devoot durven noemen, ofschoon ik heb ontdekt dat je mediteert, maar dan op je eigen manier (niet vaak in de kerk). Maar je moet bedenken dat de meeste van je broers naar het seminarie zijn gegaan en dat ook van jou zal worden verwacht dat je je gedraagt als een seminarist. Waar ik nu bang voor ben is dat je op dit punt in de problemen zult raken. Neem nu je kosmologische mythen bijvoorbeeld. Je moet op de een of andere manier, vooral aan de clerus, duidelijk maken dat jouw “Atlas” een nogal bijzondere ontologische status heeft. Hij is absoluut niet “God”. Hij is een titaan. Maar in de filosofieboeken zijn er geen titanen, zoals je weet. Je zegt me dat hij de “natuur” is. Je vult dat direct nader in door te stellen dat hij “geen fysieke natuur is, maar eerder de natuurlijke creativiteit van het vrije ik als microkosmos”, of zo’n soort uitdrukking. Nu is zoiets geen enkel probleem bij iemand als Berdyaev[5], maar je gaat mij daarmee hoogstwaarschijnlijk in de problemen brengen. Wil je alsjeblief voorzichtig zijn en niet teveel nadruk leggen op de titanen, de creativiteit en het ik van de microkosmos? En zorg ervoor dat je Atlas niet laat lijken op een “wereldziel” of een kosmische Adam. De laatste tijd ben ik al voor zoveel dingen uitgemaakt dat ik niet daarbovenop ook nog uitgescholden wil worden voor een gnostische anarchist. Denk      alsjeblief om je oude heer, ja?

Toch moet ik toegeven dat ik teleurgesteld zou zijn, wanneer niemand jouw boodschap zou opvangen. Want een boodschap heb je en, om eerlijk te zijn, staat die me heel erg aan. En ofschoon je duidelijk een beetje wild bent voel ik aan dat jouw intuïties een aantal doelen raken die de andere boeken hebben gemist. Maar bedenk wel: ik verwerp geen van die andere boeken! Ik hou van jullie allemaal. Maar op een vreemde manier “Raids” denk ik dat ik van jou meer houd dan van de rest.”[6]

[Contactblad Mertonvrienden 29e jaargang nr.2 juni 2015, blz.3-9]


[1]    Veel informatie over dit onderwerp heb ik gevonden in het prachtige boek van de in 2012 helaas overleden Mertonkenner William H. Shannon : Thomas Merton, an Introduction. Ohio 1997/2005. Het geeft onder meer een leeswijzer voor de boeken van Merton die Shannon aanraadt om als eerste te lezen. Hij noemt achtereenvolgens: The Seven Storey Mountain, The Sign of Jonas, No Man is an Island, New Seeds of Contemplation, Conjectures of a Guilty Bystander, Zen and the Birds of Appetite en The Asian Journal. Van deze zeven boeken geeft Shannon ook een bespreking. Hierna geciteerd als TMI.

[2]    Catholic Worker is een katholiek maatschappijkritisch en pacifistische tijdschrift, waarin Merton een aantal artikelen publiceerde. Hij correspondeerde met de toenmalige hoofdredacteur Dorothy Day.

[3]    Merton, Thomas. The School of Charity. Letters. New York 1990 blz. 384-85

[4]    Merton, Thomas. De weg van Zhuangzi. Den Haag 1991 blz. 8; vertaling van The Way of Chuang Tzu New York 1965

 

 

 

 

 

 

 

 

 

[5]    Nikolai Berdyaev (1874-1948); Russisch christelijk filosoof. Hij had zowel kritiek op de tsaar als op de bolsjewiki en werd door beiden in de gevangenis gegooid. Na zijn verbanning in 1922, kwam hij in 1923 in Parijs terecht. Hij wordt wel een christelijk existentialist genoemd. Hij hechtte grote waarde aan creativiteit en persoonlijke vrijheid. Ofschoon Merton kanttekeningen bij zijn theologische opvattingen plaatste, bewonderde hij Berdyaev zeer, onder meer vanwege zijn onafhankelijk denken.

[6]    Merton, Thomas. Raids on the Unspeakable New York 1965 blz. 1-2