CREATIEVE STILTE

Stel je voor… een mens of een groep mensen die afzonderlijk of samen gewoon een uurtje op een rustige plek zitten waar geen radio of achtergrondmuziek kan gehoord worden. Ze spreken niet. Ze bidden niet luidop. Ze hebben geen boek of papier bij de hand. Ze lezen noch schrijven. Ze houden zich met niets bezig. Ze treden gewoon in zichzelf, niet om onderzoekend na te denken, te ontleden, te organiseren of plannen te maken, alleen maar om te ‘zijn’. Ze verlangen helemaal zichzelf te zijn, in stilte. Ze willen zichzelf tot dichte eenheid brengen, zich herontdekken in de pure enkelvoudigheid van inzicht, gedachte, wil en liefde die uitstijgt boven woorden, boven analyse, zelfs boven bewust denken. Ze willen bidden, niet met hun lippen maar met hun zwijgend hart, en dieper nog, in de waarachtige grond van hun wezen.
Wat kan de moderne mens ertoe aanzetten zo iets te doen? Wordt hij gedreven door een diep gevoelde menselijke behoefte aan stilte, aan bezinning, aan innerlijk zoeken? Wil hij weg uit het lawaai en de drukte van het moderne leven, toch minstens voor een korte tijd, om zijn geest en zijn wil te ontspannen en een zalig en helend gevoel te smaken van innerlijke eenheid, verzoening en gaafheid?
Dit zijn natuurlijk zeer goede motieven. Maar voor een christen zijn er wel diepere motieven dan deze. Een christen kan er zich van bewust worden dat hij door God uitgenodigd wordt tot perioden van stilte, overdenking, meditatie en ‘luisteren’. We zijn wellicht te praatziek geworden, te activistisch, in onze opvatting van het christelijk leven. Onze dienst van God en van de kerk moet niet alleen bestaan in spreken en handelen. Er moeten ook tijden zijn van stilte, om te luisteren, te verwachten. In onze tijd van geweld en onrust is het wellicht van groot belang de meditatie te herontdekken, het stil éénmakend gebed en het creatief christelijk stilzwijgen.
Stilzwijgen heeft meerdere dimensies. Het kan een regressie zijn, een vlucht, een zichzelf verliezen, maar het kan ook diepere aanwezigheid zijn, bewust-zijn, eenwording, zelfontdekking. Negatieve stilte verdoezelt en verwart onze identiteit: we verzinken in dagdromen en duistere angsten. Positieve stilte is persoon-opbouwend en maakt ons bewust wie we zijn, wie we kunnen zijn en ze peilt de kloof tussen beide. Vandaar dat positieve stilte een weloverwogen keuze inhoudt: ‘de moed om te zijn’, ‘the courage to be’ (P. Tillich). Er is taaie durf nodig om te blijven groeien in positieve stilte. Wanneer we van aanschijn tot aanschijn komen te staan met onszelf in de eenzame diepte van ons wezen, worden we geconfronteerd met allerlei vragen over de zin van ons bestaan, de echtheid van onze relaties, de authenticiteit van ons dagelijks leven.
Wanneer we voortdurend ronddraven, altijd druk in beslag genomen door de eisen van onze sociale functie, min of meer passief meegesleurd in de woordenstroom waarin de mensen van vroeg tot laat ronddobberen, kunnen we misschien ontsnappen aan ons diepste zelf en aan de vragen die het stelt. We kunnen zo maar genoegen nemen met onze oppervlakkige identiteit, met de sociale figuur die ons opgedrongen wordt door het reilen en zeilen doorheen het dagelijks leven. Het doet er niet toe hoe oprecht en open we willen zijn in onze relaties met de anderen, dit sociale zelf blijkt altijd iets kunstmatigs. Het is altijd in zekere mate een masker; het kan niet anders. Zelfs de Amerikaanse zin voor openhartigheid, huiselijke eenvoud, vriendelijkheid, onopgesmuktheid en humor is meestal slechts een oppervlakkig vernisje. Sommige mensen zijn van nature zo ingesteld: keep smiling ! Anderen leggen er zich op toe dit spelletje te spelen om te slagen in de maatschappij. Het is ook niet zo maar een voorwendsel: het legt gewoon beslag op ons.
Gunnen we ons wel de kans om te beseffen dat dit praatziek, glimlachend ongegeneerd persoontje dat we lijken te zijn, toch niet ons werkelijke zelf is? Gunnen we ons zelf de kans iets diepers te ontdekken? Durven we eigenlijk inzien dat we toch niet zo erg geïnteresseerd zijn in al dat gepraat en gedoe? Wanneer we eens rustig zijn, niet zo maar voor een paar minuutjes, maar voor een uur of meerdere uren, zouden we misschien onbehaaglijk bewust worden van de aanwezigheid in ons binnenste van een verstorende vreemdeling: het ‘zelf’ dat tegelijk ‘IK’ en iemand anders is; het ‘zelf’ dat niet helemaal welkom is in eigen huis, omdat het zo geheel anders is dan het alledaagse beeld dat we opgetrokken hebben in ons doen en laten, in ontrouw aan onszelf.
Er leeft in ons een zwijgend ‘zelf’ wiens aanwezigheid verstorend werkt precies omdat het zo stil geworden is: het kan niet uitgezegd worden. Het te articuleren, te verwoorden zou het vermoorden en vernietigen.
Laat ons eerlijk bekennen dat onze cultuur wel degelijk ingesteld is om ons op allerlei wijzen te helpen ontsnappen aan de stille eis om dit innerlijk zwijgzaam ‘zelf’ recht in de ogen te kijken. We leven in een sfeer van voortdurende halve aandacht voor het geroezemoes van stemmen, muziek, verkeer, en voor het diffuus lawaai van al wat er rondom ons gaande is. We worden ondergedompeld in een vloed van drukte en geraas, een schemerachtige golf waarin ons bewustzijn dreigt op te lossen: we reageren schier automatisch, quasi zonder na te denken, we zijn er ook maar min of meer bij betrokken. We zijn niet helemaal aanwezig maar ook niet helemaal afwezig, niet geheel ondergedoken, en ook niet geheel beschikbaar. Men kan niet zeggen dat we er echt bij zijn, we hebben een wrevelig gevoel van vervreemding, en tegelijk een vaag behagen er toch bij te zijn. We zijn niet in staat te zeggen wat het precies is, en waarschijnlijk wensen we niet eens het te duiden zo we het al zouden kunnen.
We dobberen rond in het wazige lawaai, futloos en onverschillig teren we half-bewust in de geesteloze tingel-tangelsfeer van adverterende luidsprekers die hopeloos proberen een schijn van werkelijkheid op te houden.
Dit is evenwel niet voldoende om het andere, onwelkome ‘zelf’ in de vergetelhoek sluimerend weg te duwen. De rustverstorende aanwezigheid van ons diepste zelf boort zich toch af en toe een gaatje naar het klaar bewustzijn. Maar we zijn handig genoeg om dit te bezweren: een afleidende sterke prikkel, een opkikkerend drankje, een snuifje drug, een trucje, een krachttoertje, een afwerend duwtje om het vervelend gevoel van vervreemding uit te drijven. Zo duikt het voor een tijdje weer onder en we vergeten weer wie we zijn.
Met dit innerlijk ‘zelf’ komen we slechts in het reine in de stilte. Daarom dus stilte zoeken. In de stilte turen we in de diepere grond van ons wezen. We herkennen de noodkreet om thuis te zijn bij onszelf, om van daar uit de anderen echt te kunnen ontmoeten, in trouwe authentieke liefde, zonder het masker van schijnbeminnelijkheid.
Als we niet durven alleen te zijn, als we bang zijn voor de stilte, dan is het wellicht omdat we heimelijk vrezen te falen ons innerlijk te verzoenen met onszelf. Indien we niet hopen in vrede te kunnen leven met onszelf in onze persoonlijke eenzaamheid en eenheid, zullen we er nooit toe komen helemaal onszelf te zijn: we zullen blijven doordraven en nooit tot rust komen. De vlucht voor het ‘zelf’ is vlucht voor God zegt de Zwitserse filosoof Max Picard. Want uiteindelijk is het in de diepte van het bewustzijn dat God spreekt; als we weigeren ons innerlijk open te stellen en in de diepte te peilen, weigeren we ook de onzichtbare God te ontmoeten die diep in ons aanwezig is. We erkennen impliciet dat we niet wensen dat God ‘God’ is en dat wij ons echte ‘zelf’ zouden zijn.
Net zoals we naar buiten toe een masker dragen, opgemaakt met woorden en daden die niet echt vertolken wat in ons leeft, zo hebben ook veel gelovigen te doen met een God die opgemaakt is met woorden, gevoelens, zelfbevestigende slogans, die veeleer de God is van religieuze en sociale routine dan de God van het authentieke geloof, een afgod, een gekoesterde plaatsvervanger. Zijn functie bestaat erin ons te beschermen tegen een diepe ontmoeting met ons echte zelf en met de echte God.
Daarom is stilte zo belangrijk voor ons geloofsleven, om God echt te ontmoeten. We kunnen niet zo maar aanhoudend praten, gebeden opzeggen, troetelwoorden prevelen, ons bezinnen en min of meer devote stemmingsmuziek opzetten. Onze goedbedoelde inwendige religieuze dialoog is in feite een rookgordijn en een verschansing, een zelfverzekering, een soort zelfrechtvaardiging. In plaats van God werkelijk te ontmoeten in het naakte geloof waarin we ons diepste wezen voor Hem blootleggen, voeren we een ritueel op om onze angst te sussen.
Het zuivere geloof wordt getest in de stilte waarin we luisteren naar het onverwachte, waarin we ontvankelijk openstaan voor wat we nog niet kennen en waarin we geleidelijk opgaan naar de dag waarop we op een hoger en dieper niveau met God zullen samenzijn. Vaste hoop wordt getest in de stilte waarin we wachten op God, in de aanvaarding van een onbetwist geloof. Jesaja herinnert ons aan het woord van God tot het volk dat Hem steeds afviel om falende politieke en militaire verbonden aan te gaan. "Houdt op allianties aan te gaan: dat zal uw redding zijn; uw macht ligt in rustig vertrouwen" (Jes. 30, 15); of volgens een andere vertaling: "In bekering en stille berusting ligt uw redding, in rustig vertrouwen uw kracht". Oudere teksten zeggen: "In stilte en hoop zult ge sterkte vinden". De bedoeling is dat geloof vraagt te verzaken aan onzekere overeenkomsten en strategieën. Geloof vraagt zuiver innerlijk vertrouwen dat gaafheid, ongeschondenheid, vrede en echte veiligheid verzekert. Hier vinden we de creatieve kracht en vruchtbaarheid van de stilte. Niet alleen biedt ze ons de kans onszelf beter te verstaan en geeft ze ons een veiliger en evenwichtiger perspectief op ons eigen leven en onze relaties: stilte maakt ons weer ‘heel’ en gezond. Ze helpt ons om de verspreide en verspilde krachten van een verbrokkeld bestaan weer samen te brengen. Ze maakt het ons mogelijk ons te concentreren op een doel dat niet alleen de diepere behoeften van ons wezen reëel omvat, maar ook Gods bedoelingen met ons.
Dit is zeer belangrijk. Wanneer we oppervlakkig ageren, wanneer we altijd aan de buitenkant van ons bestaan leven, nooit helemaal thuis bij onszelf, altijd verdeeld en naar allerlei richtingen gelokt door tegenstrijdige plannen en projecten, stellen we vast dat we allerlei dingen doen die we eigenlijk niet wensen te doen, we vertellen wat we niet werkelijk menen, betrachten zaken die we niet nodig hebben, we sloven ons af voor wat we toch halfbewust als waardeloos beseffen, en zonder zin voor ons leven. "Waarom besteedt gij uw geld aan wat geen brood is en uw loon aan wat niet verzadigt?" (Jes. 55, 2)
De psycholoog Erich Fromm stelt dat deze innerlijke contradictie, die voortspruit uit het vervreemde, gefrustreerde levensgevoel, een van de oorzaken is van de agressiviteit in onze maatschappij.
Bijna alle religieuze bewegingen hechten veel belang aan de stille meditatie: hindoeïsme, boeddhisme, quakers… Het katholieke monnikenwezen heeft altijd het belang onderstreept van de stille overweging van het Woord Gods. Dietrich Bonhöffer, de apostel van het radicaal en seculier christendom uitte in zijn gevangenschapsbrieven zijn ergernis over het oppervlakkig geklets van de gevangenen. "Iedereen hier tatert maar onbezonnen door over zijn privé-aangelegenheden, ook als niemand er in geïnteresseerd is, alleen maar om zichzelf te horen praten. Het is gewoon een fysieke aandrang, maar als je erin slaagt het voor een paar uur stil te leggen, ben je nadien al blij dat je jezelf ook niet hebt laten gaan". En hij voegde eraan toe dat hij zich erg onprettig voelde om de manier waarop die mensen zichzelf kleineerden, alleen maar om zichzelf te horen spreken. Ze bekommerden zichzelf er helemaal niet om eens op een zinnige manier hun gemoed te luchten bij een betrouwbare vriend en te spreken over hun meest intieme belevenissen. Nog ernstiger luidt zijn opmerking dat ook de kerk zich bezondigt aan te veel loos gepraat. Het leek hem dat de kerk, in haar verweer om zich te handhaven en te doen gelden, haar zelfbehoud als een doel op zich beschouwde: de kerk sprak meer en meer over en voor zichzelf en steeds minder over en voor het Koninkrijk. Daardoor miste ze de kans om een woord van verzoening te richten tot de mensheid en heel de wereld. Hij voorzag dat dit de kerk, al de kerken trouwens, zou herleiden tot een nietszeggende, onbeholpen haveloze gemeenschap waarin traditionele taal fataal machteloos zou worden en zou verstommen. Of we dit nu graag horen of niet, of we het al dan niet verstaan, we beleven nu een vreemde verwarde tijd van heraanpassing waarin niet alleen de individuele christenen maar ook de kerken zelf zich best een tijd in de stilte zouden moeten terugtrekken. Er zal natuurlijk veel verzet zijn tegen deze noodgedwongen situatie en velen zullen hun stem verheffen, niet zozeer om het Rijk Gods te verkondigen, maar veeleer om hun aanwezigheid bekend te maken en te verklaren dat zij en hun kerken alle aandacht verdienen. Bonhöffer zag wijselijk dat de werkelijke bedoeling van deze periode van relatief stilzwijgen gelegen was in de verdieping van het gebedsleven en de terugkeer tot de wortels van ons bestaan, om eens te meer, door stilte, gebed en hoop, van God nieuwe woorden te ontvangen en een nieuwe manier, niet om onze boodschap te vertolken maar de Zijne! "In onze dagen moet de christenheid vooral bidden en rechtgeaard handelen voor en met de medemens. Het christelijk denken, spreken en organiseren moet herboren worden uit dit bidden en handelen. We zijn nog niet uit de smeltkroes en iedere poging om het proces te verhaasten kan alleen maar de bekering en de loutering van de kerk vertragen. Het komt ons niet toe de dag te voorspellen, maar de dag zal komen dat de mensen zullen opgeroepen worden om het woord van God te uiten met een kracht die de wereld zal veranderen en vernieuwen. Het zal een nieuwe taal zijn die de mensen zal raken en hen zal overrompelen, door haar kracht… een taal die de vrede van God verkondigt met de mensen en de komst van zijn Rijk. Tot aan die dag zal de christelijke zaak een stille en verborgen aangelegenheid zijn, maar intussen zullen er mensen zijn die bidden, weldoen en Gods eigen tijd verwachten".
Vertaling door wijlen Pater Bert BAERT van Creative Silence, uit Thomas Merton, Love and Living,
ed. by N. BURTON STONE en P. HART, Farrar, Straus & Giroux, New York, 1979, blz. 34-39.
[Contactblad Mertonvrienden, 21ste Jaargang, nr 3, september 2007, blz. 22-29]